Er wordt mij regelmatig gevraagd waarom ik niet preciezer zeg hoe het allemaal moet op het spoor of met de bus. Als expert vind ik toch ook dat… En vaak moet ik die mensen teleurstellen. Ontmoedigd verlaten ze mijn kamer of leggen ze de telefoon neer na mijn verhaal vol nuance en met massa’s mitsen en maren. Ik snap die vermoeiing en wilde het maar eens uitleggen.
Recent oreerde een van mijn beste vrienden in Amsterdam over iets met virussen, echte, niet virtuele. Het zat me in de trein terug dwars dat hij zo prettig direct kon uitleggen wat de volgende stap was om alles beter te maken. Hij wist wel precies welke kant het op moest. Ik realiseerde me dat de reden voor het verschil eigenlijk heel simpel is. In zijn professionele wereld was het doel eenvoudig, planten moesten aanvallende virussen verslaan. Altijd. Meer is beter. Het enige goede virus is een dood virus (al begreep ik uit het praatje dat dit een wat lastige uitspraak is). En als we de planten daarbij helpen, dan is dat altijd goed. Een simpel uitgangspunt, een simpel doel. En hij had uitgelegd hoe zijn gebied van onderzoek daar een directe bijdrage aan ging leveren. Een specifiek mechanisme in de strijd van de plant ging hij is goed onder de loep nemen. Om de plant meer virussen te laten killen. Yeah.
En ook in het openbaar vervoer wordt vaak geprobeerd te zoeken naar zo een enkelvoudig en onveranderlijk doel. Alle treinen moeten 200 kilometer per uur rijden, alle spoorstaven in beton gegoten, alle bussen super, alle vloeren laag, overal ERTMS. Het doel is simpel. Maar het geld dat je uitgeeft aan lage vloeren gaat ten koste van de frequentie waarin de bus rijdt, het onderhoud van de weg, hoe vaak schooltjes geschilderd worden, of de uitrusting van het Nederlandse leger. Of dat problematisch is hangt af van wie je bent maar is geen absolute richting waarin het altijd beter wordt. Niet zoals elk gestopt virus in de paprikateelt winst is. In wat moeilijker woorden: de harde systeemafbakening die mijn vriend kan kiezen met een enkelvoudig optimalisatiedoel is niet werkbaar voor openbaar-vervoerbeleid. Zelfs “meer reizigers” is niet altijd een goed doel.
Historisch gezien zijn er mooie voorbeelden van het schuivend begrip over enkelvoudig gemaakte doelen. Lang zijn onderzoekers bezig geweest met het optimaliseren van de snelheid van openbaar vervoer ten opzichte van de auto. De Vf-factor (verhouding reistijd openbaar vervoer en auto) was van cruciaal belang in het modelleren en ontwerpen van openbaar vervoernetwerken. De bus moest sneller, minder stoppen, etc. En eigenlijk moest de auto langzamer. Tegenwoordig leggen onderzoekers de huidige populariteit van openbaar vervoer uit aan de hand van de behoefte aan sociale media; in de trein is het makkelijker Instagrammen, Wappen, Faceboeken en Tinderen dan in de auto. Snelheid doet er nog steeds wel toe, maar optimaliseren op alleen snelheid blijkt geen grote bijdrage in de aantrekkelijkheid van het openbaar vervoer, zolang je maar een comfortabele stoel en een internetverbinding biedt.
Dus wat doe je als wetenschapper in een gebied waar de doelen niet zo enkelvoudig en onveranderlijk zijn? Daar laat je politiek of management kiezen voor bepaalde doelen, dat is ook hun rol en niet die van de wetenschap*. En daarna leg je dan uit of en hoe je daar al of niet kunnen komen. En ook leg je uit dat de focus op x op het gebied van y wel eens vervelend kan zijn. Een snellere bus stopt op minder plekken. Airco in die bus kost geld dat je niet uit kan geven aan spitsritten. Een nieuw treinbeveiligingssysteem als ERTMS leidt eerst tot meer onveiligheid. Niet altijd populaire verhalen.
Voor mij als wetenschapper blijkt er dan toch één enkelvoudig en onveranderlijk doel te zijn: integraliteit**. Incorporeer meerdere doelen, van verschillende actoren, balanceer of combineer die bij het kiezen voor oplossingen. En zorg dat je breed inzicht hebt in de gevolgen voor het systeem, ook over de langere termijn. Wifi in de bus doet reizigers de reistijd korter inschatten (mooi), maakt reisinformatie toegankelijk (mooi), spreekt een publiek aan dat je wilt trekken (mooi) en kost niet zo veel (helemaal mooi). Tegelijk zal op niet al te lange termijn de toegevoegde waarde beperkt zijn, omdat veel mensen hun eigen link met het internet hebben. En na zo een exposé mag het management of bestuur kiezen.
Er komt misschien nog een moment dat het effectief killen van plantenvirussen wordt gezien als een slecht idee, in the grand scheme of things. En dat mijn vriend ook te maken krijgt met allerlei conflicterende doelen. Voorlopig ben ik een klein beetje jaloers op zijn heldere wereld. En geniet ik tegelijk van mijn dagelijkse uitdaging.
*Trouwens lang niet alle sociale wetenschappers zijn het er mee eens dat dit de rol van de wetenschapper is. Volgens sommigen zou de wetenschapper activistisch moeten zijn en wel degelijk een beeld moeten ontwikkelen van wat objectief beter en slechter is (zie voor een interessante discussie hierover een recente discussie tussen Flyvbjerg, Clegg en Haugaard). De vraag is daarbij zelfs of de wetenschapper in staat is om waardevrij de machinaties van een systeem te analyseren en uit te leggen, aangezien voor elke analyse een selectie nodig is en geen selectie waardevrij is. Mijn stellingname is dan ook vooral richtinggevend en niet absoluut. En ik heb natuurlijk stiekem mijn eigen selectie, die gaat over het effect van selectie ;-).
**Die integraliteit is trouwens niet absoluut, maar meer een richting: meer doelen en actoren en bredere systeemgrenzen en tijdhorizonten.