De economie van de zekere voorspelling

Jesse Frederik schreef een mooi stuk in de Volkskrant. Hij had snedig de voorspellingen van media-economen verzameld en daarna vastgesteld hoe vreselijk ze er  later naast hadden gezeten. Vervolgens had hij de wetenschappers geconfronteerd met hun falen. Zij hadden geen krimp gegeven. Hun analyse van de situatie was correct, de realiteit was alleen anders gelopen. Er waren jammer genoeg dingen veranderd die ze in hun analyse onveranderlijk hadden gesteld, ceteris paribus. Maar in de echte wereld hangt alles nu eenmaal met alles samen: panta rei, alles stroomt. Het ceteris paribus van de analyse wordt vrijwel altijd ingehaald door het panta rei van de werkelijkheid.

Met die spanning tussen analyse en realiteit kan je als wetenschapper twee dingen doen. Allereerst kan je claimen dat je analyse correct was en de realiteit zich er niet aan hield. Die optie is nogal teleurstellend. Of je kan bij elke analyse aangeven hoe mis je het kan gaan hebben en waar dat allemaal aan kan gaan liggen. Omdat de werkelijkheid nu eenmaal veelal lastiger is. Tegelijk ook niet aantrekkelijk.

Mensen zijn veel van de wetenschap gaan verwachten. We hebben vooruitgang geleverd in simpele situaties en controleerbare omgevingen. Daar waar ceteris paribus goed werkt. Van handen wassende chirurgen (werkt simpelweg altijd) tot computerchip bakkende machines (strak gecontroleerde omgeving). Maar veel moet functioneren in omgevingen die een stuk minder controleerbaar zijn, in mijn de wereld van HSL-debacles tot OV-chipkaartgedoe. In beide is uit te leggen waarom het ging zoals het is gegaan, maar voorspellen hoe het verder zal gaan is veelal onsuccesvol. In mijn hoek van de wetenschap zoeken we altijd maar naar aanpakken die goed met onzekerheid om weten te gaan.

Dat is best lastig. Er zijn namelijk genoeg mechanismen die het voor de wetenschapper lastig maken onzekerheden naar voren te blijven schuiven.

Allereerst hebben we onze eigen wetenschappelijke wereldjes. We werken met hypothesen, dat zijn onze eigen voorspellingen, en willen stiekem graag dat ze kloppen. We hebben ze bedacht en zijn een beetje van gaan houden. Vaak verkeren we dan ook nog in gezelschap van andere wetenschappers die van dezelfde hypothesen zijn gaan houden. We vertellen elkaar dat het klopt, citeren elkaar en verliezen langzaam de onzekerheden er om heen uit het oog. En als iemand ons er uiteindelijk scherp op bevraagd, ja dan hield de werkelijkheid zich er niet aan. Er is prachtig onderzoek dat voorspelde dat de busmarkt in Engeland 246 bedrijven zou hebben. Vijf grote vervoerders hebben de markt inmiddels aardig verdeeld. De werkelijkheid hield zich niet aan de voorspelling.

Ten tweede krijgen we steeds vaker geld voor voorspellende beloften. Onderzoek kan nauwelijks nog gedaan worden zonder een schoonheidswedstrijd bij NWO of EU. De juryleden, die maar half weten waarover het onderzoek zal gaan, zijn nogal gevoelig voor mooie beloften. Het maakt dan ook niet uit wat, grafeen, elektrische auto’s, de markt, open source, openbaar vervoer, het gaat allemaal de wereld redden. Terwijl de werkelijkheid zich maar zeer zelden houdt aan die voorspellingen. Want de meesten zijn niet robuust en werken maar matig in weinig gecontroleerde omgevingen, van menselijke lichamen tot internationale economische systemen.

Er bestaat trouwens ook precies het tegenovergestelde van de mooie belofte, het rampenscenario. Werkt even goed. Als je maar zegt dat de Fyra gaat ontsporen, ook al weet je dat verre van zeker, wordt er ook geluisterd.

Ten derde, niemand wil werkelijk horen als iets ingewikkeld is of weinig zeker. De media weet dat en geeft weinig ruimte aan die onzekerheid. Ook als Sweder van Wijnbergen of Boelhouwer aan de journalist aangeeft hoe onzeker hun, naar beste weten geformuleerde analyse, is, dat komt niet in de krant, op de radio of op TV. De zoektocht is naar zekerheden en daarom moet de nuance en onzekerheid er dan meestal af. Ik zit ook regelmatig in dat schuitje van media-wetenschapper. En Jesse Frederik leest van mij ook alleen de gestripte voorspelling, niet alle nuance die eventueel daaromheen gegeven werd.

Onzekerheid is een apart ding, het betreft vooral de toekomst. Zo gauw iets door het heden naar het verleden gaat is het een stuk zekerder. Voorspellen is kwetsbaar, want achteraf is het allemaal glashelder. Jesse Frederik ervoer het, achteraf leek het allemaal zo duidelijk. Frederik sprak zijn lijdende voorwerpen wat mij betreft op het verkeerde aan. Hun voorspelling bleek fout. Ik vind dat Jesse Frederik ze best mag aanspreken op de eventuele zekerheid waarmee de voorspelling geuit werd, maar toch niet op  de extreme gebleken volatiliteit van de wereldeconomie of woningmarkt. Of de media mag hij ook aanspreken, op de onzekerheid die ze overal afstrippen.

Rest de vraag hoe je je als wetenschapper op moet stellen in deze wereld die onzekerheid maar matig waardeert. Ik probeer het maar te vinden in de voorzichtige voorspellingen. Dat wordt misschien een quote en een beurs minder, maar dat moet dan maar. Tegelijk is het een mooie zoektocht naar meer interdisciplinaire analyses, oplossingen die robuust zijn, aanpakken die bijgesteld kunnen worden als de wereld anders blijkt,  en andere manieren om om te gaan met onzekerheid.
En in een weblog, waar je het allemaal met precies zoveel nuance kan opschrijven als je zelf wil. Ondanks dat de markt voor steviger voorspellingen veel groter is.
Be Sociable, Share!